De landbouw — en vooral de veehouderij — stoot veel broeikas­gassen uit zoals methaan, lachgas en CO2. In Nederland gaat het om 18 Mton CO2-eq. Maar de landbouw kan als een van de weinige sectoren ook CO2 vastleggen, net als de natuur. Om de klimaatdoelen te halen, is ook een voedseltransitie nodig en is het noodzakelijk om koolstof vast te leggen in bomen en andere natuur.

In de energietransitie is het dan ook niet meer dan logisch om ook landbouw, natuur en voeding mee te nemen. Dit is zo, omdat de landbouw veel grond in beslag neemt en veel energie verbruikt. En vanwege de biodiversiteitscrisis en de stikstofcrisis staat de landbouw nu op een kantelpunt.

Een ommezwaai naar een natuurinclusieve kringlooplandbouw kan in 10 jaar leiden tot 15 Mton CO2-eq minder uitstoot. Dit kan door een krimp van de veestapel, minder gebruik van kunstmest en krachtvoer, beter beheer van graslanden en verhoging van het waterpeil in veengebieden. Hierbovenop valt er in 2030 minimaal 4 Mton aan negatieve CO2-emissies te behalen door koolstofopslag in bodem en natuur. Landbouwgrond biedt ook ruimte voor het opwekken van energie: niet in de vorm van mestvergisting en zonneparken, maar wel door de grond voor meer doelen tegelijk te benutten, zoals met zonnepanelen langs akkers of boven fruitteelt. Deze maatregelen zorgen ook voor minimaal 50% reductie in de stikstofemissie, een eis die is voortgevloeid uit de rechtszaak: rondom stikstof die na een advies van de Europese rechter heeft geleid tot een uitspraak bij de Raad van State, die ons Nederlandse beleid ondeugdelijk verklaarde en eiste dat er daadwerkelijk minder stikstofuitstoot moest komen. Na 2 jaar is er nog niet veel actie op deze uitspraak ondernomen.

Een voedsel- en landbouwtransitie is een grote en dure opgave waarvan de kosten in de vele miljarden lopen, maar eentje die uiteindelijk geld oplevert doordat bespaard wordt op zorgkosten, natuurherstel en milieumaatregelen. Bovendien hebben we in Nederland in 2030 een mooier platteland met meer natuur en biodiversiteit, gezonde lucht, een goede waterkwaliteit en gezond voedsel. Het platteland is groener, met meer vlinders en vogels.

De grootste kosten zitten in ruime uitstapregelingen voor boeren en het ombouwen van stallen voor meer ruimte voor dieren of meer vaste en gezonde mest. Dit vergt de komende jaren miljarden. Daarnaast is het belangrijk dat men investeert in technieken om humane mest weer op het land te kunnen brengen.

Een landbouwtransitie kan ook slim: je kunt duur land opkopen om bos te planten, of kiezen om boeren te helpen met het starten van voedselbossen. Dat laatste is een stuk goedkoper. Ook kan een duurzaamheidsbijdrage op vlees jaarlijks € 1,3 miljard in het laatje brengen om enerzijds de landbouwtransitie te bekostigen en anderzijds burgers met een kleine portemonnee te compenseren, zodat zij meer biologische producten kunnen kopen. Datzelfde mechanisme kan met andere producten. Denk aan kunstmest en bestrijdingsmiddelen, of een suikertax. Ook het plan van Natuurrijk Nederland biedt interessante aanknopingspunten om grond met gesloten portemonnee beschikbaar te maken voor woningen, jonge innovatieve boeren en natuur.

Naast een landbouwtransitie hebben we meer bos en bomen nodig. In de vele duizenden kilometers berm in Nederland liggen de grootste kansen voor meer bomen om stikstof af te vangen, CO2 vast te leggen en de biodiversiteit een flinke impuls te geven.

Maatregelen uit het 54-puntenplan van Urgenda en partnersCO2-reductie mton in 2030negatieve CO2-emissies
2. Minder koeien, niet minder winst6,0 
7. Duurzaam bosbeheer0,2 
11. Een dag per week zonder vlees (3 dagen zonder in 2030)1,5 
12. Versneld vernatten veenweide en beter
beheer grasland
3,02,0
22. Verdubbeling krimp varkenssector1,2 
35. + 49. Meer bossen, bomen en begroeide bermen, ook in bebouwde kom 2,5
45. Minder/geen stikstofkunstmest1,5-2,0 
53. Krimp andere diersectoren1,6 
Extra: Voorkomen van voedselverspilling2,0 
Totaal18,04,5
Foto: Branko de Lang