Nederland is het vee-dichtste land ter wereld en slachtte 640 miljoen dieren in 2019. Onze veehouderij heeft in Nederland een jaarlijkse uitstoot van zo’n 18 Mton aan CO2-equivalenten. We importeren en exporteren veel vlees, dus dit is niet een-op-een te vergelijken met onze consumptie. Die consumptie zorgt in Nederland voor een uitstoot van 12,9 Mton, waarvan 5,6 Mton in de veehouderij.

De werkelijke uitstoot als gevolg van onze productie en consumptie van vlees is nog veel hoger, want in deze cijfers zijn de ontbossing en de import van veevoer bijvoorbeeld nog niet meegerekend (zie tabel). Het beleid van de afgelopen decennia leidde tot een halvering van het aantal boeren, maar het aantal dieren bleef hetzelfde.
Sector Uitstoot 2016 in kton CO2-eq
Melkveehouderij 12.254
Varkenshouderij 2.314
Vleesveehouderij 1.626
Groenvoedergewassen 564
Schapen, paarden, geiten 550
Vleeskuikenhouderij 508
Legkippenhouderij 503
Akkerbouw 467
Glastuinbouw 92
Overige plantaardige sectoren 41
Vollegrondsgroenteteelt 27
Totaal 18.946
Berekening van de broeikasgasemissies vanuit de landbouw (in kton CO2-eq) volgens IPCC-systematiek waarbij aankoop van kunstmest, krachtvoer en energie niet aan de landbouw wordt toegerekend. Bron: CLM-rapport, tabel 3, p12

De komende 10 jaar kan een consistent beleid naar natuurinclusieve kringlooplandbouw leiden tot een halvering van het aantal dieren, met bijbehorende halvering van broeikasgassen en met behoud van het aantal boeren.

Met gerichte uitstapregelingen aan de ene kant en een extensiverings- en omschakelprogramma aan de andere kant wordt de boerenstand zo groot mogelijk gehouden. Met een omschakeling naar bijvoorbeeld biologisch kan het aantal veehouders gelijk blijven, terwijl het aantal dieren flink daalt. Een gemiddeld biologisch varkensbedrijf houdt bijvoorbeeld maar 1/6 van het aantal dieren van een gangbaar bedrijf. (In 2017 telde een gemiddeld biologisch varkensbedrijf 616 varkens. Bij andere bedrijven zijn dat er 3.400. Bron: varkens.nl en CBS.)

De afgelopen decennia halveerde het aantal boeren, maar het aantal dieren bleef hetzelfde. Voortaan liever andersom.

Melkveehouderij

Vanwege de grote klimaatimpact en het landgebruik van de melkveehouderij is extra aandacht voor deze sector nodig. Reductie van de uitstoot van broeikasgassen én stikstof is op 3 manieren te bereiken:

  • Minder dieren (per hectare);
  • Meer weidegang, meer grasgevoerde dieren en minder krachtvoer;
  • Omschakelen naar natuurlijk en kruidenrijk grasland.
Kruidenrijk grasland campagne 1001ha

De campagne 1001ha.nl laat zien dat melkveehouders klaar zijn voor de omslag naar duurzamer grasland. 1001ha.nl biedt boeren 50% korting op een startersmengsel met gemengd zaaigoed – het ‘Saladebuffet’ – plus intensieve begeleiding. Boeren staan hiervoor in de rij. Binnen enkele maanden was 1.250 hectare verkocht, waardoor 625.000 kilo kunstmest en ruim 1 kton CO2 wordt bespaard.

Het laagdrempelig experimenteren met het saladebuffet is slechts de eerste stap op weg naar blijvende kruidenrijke graslanden met betere waterberging, meer biodiversiteit, meer koolstofopslag, meer maatschappelijke waardering en gezonde koeien. Elke gemeente kan boeren op die manier helpen om het areaal kruidenrijk grasland te verhogen.

Weiden weiden weiden!

De melkveehouderij is met 12 Mton CO2-eq de grootste uitstoter van broeikasgassen en beslaat het grootste deel van de Nederlandse landbouwgrond. Ondanks vele subsidies en goede bedoelingen zet schaalvergroting in de melkveehouderij door, en blijft het areaal natuurlijk grasland hangen op slechts 5%. Het aantal uren dat een koe in de wei liep, daalde van 1.941 uur in 2013 naar 1.648 uur in 2018. Koeien in de stal zetten gaat meestal samen met lege, maar zeer intensief beheerde weilanden, weinig biodiversiteit, veel kunstmest en een ongezonde bodem. Het recentelijk gepresenteerde beleidsplan van FrieslandCampina lijkt dit tij niet te keren: dit plan gaat uit van een daling van het aantal boeren met 30% bij een gelijkblijvende melkproductie. Overheidsingrijpen is nodig.

Koeien in de stal zetten gaat meestal samen met lege,
maar zeer intensief beheerde weilanden, weinig biodiversiteit, veel kunstmest en een ongezonde bodem.

Inzetten op meer weiden werkt aan meerdere kanten: het vereist een grondgebonden bedrijfsvoering en meer mest in de wei en daardoor een gezondere bodem met meer wormen en minder dieren per hectare. Minder koeien betekent minder mest, minder methaanuitstoot en minder export en dus minder vervoersbewegingen. Door dieren meer te weiden, eten ze meer gras en minder (geïmporteerd) krachtvoer waarvoor kunstmest wordt gebruikt. Ook worden urine en poep automatisch gescheiden, waardoor minder ammoniak ontstaat.

Als boeren omschakelen naar kruiden­rijk grasland, kan met behulp van stikstof­bindende klavers de 500 kilo kunst­mest per hectare achterwege worden gelaten. Behalve dat dat veel CO2-uitstoot voorkomt van kunstmest, is het beter voor de bodem, en een gezonde bodem legt meer CO2 vast.
Kruidenrijk grasland levert veel op: een grote biodiversiteit, een gezonde bodem en een lagere CO2-uitstoot. Dág kunstmest! De actie 1001.ha maakt zich hier sterk voor.

Financieel net zo sterk

Onderzoek en praktijkvoorbeelden tonen aan dat extensiever boeren niet betekent dat een boer er financieel op achteruit gaat. Dat komt doordat kostenposten zoals kunstmest en krachtvoer worden geschrapt, waardoor de boer onder de streep hetzelfde verdient (zie tabel ), maar méér maatschappelijke waardering krijgt.

Kerngetal2016Gang­baarGrond­gebondenNatuur­inclusiefCirculair
Totaal opbrengsten502.000607.000494.000384.000538.000
Totaal betaalde kosten418.000521.000397.000283.000442.000
Bedrijfswinst84.00086.00097.000101.00097.000
Aantal onbetaalde arbeids­jaar­eenheden
(oaje)
1,661,661,661,661,66
Nederland totaal50.00052.00059.00061.00058.000

Bedrijfskenmerken en resultaten voor een natuurinclusief melkveebedrijf in het Friese veenweidegebied in vergelijking met andere bedrijfstypen.
Bron: Wageningen Economic Research

Als de boer ook nog een bijdrage krijgt voor natuurbeheer en een verhoogd waterpeil, ontstaat er een goede situatie voor iedereen: meer biodiversiteit, meer dierenwelzijn, minder uitstoot van broeikasgassen en stikstof, en meer koolstof in de bodem.

Elke hectare kruidenrijk grasland levert het volgende op:
  • 500 kilo minder kunstmest
  • 1000 kilo minder CO2 uitstoot
  • Meer voedsel voor insecten en vogels
  • Minder bestrijdingsmiddelen
  • Betere waterberging door de diepere en verschillende wortels
  • Gelijke opbrengst met meer biodiversiteit
  • Een begeleidingstraject voor boeren met webinars of workshops
  • Maatschappelijke waardering
De CO2-opslag wordt veel groter als je óók werkt aan de aanleg van bomenranden en verhoging van het waterpeil. Bovendien leidt het tot een gezonde bodem die beter bestand is tegen langdurige droogte en waarin meer voedsel aanwezig is voor insecten en vogels. Elke keer dat gras wordt gescheurd of geploegd, gaan meerdere jaren opslag van koolstof en opbouw van biodiversiteit verloren. Een langetermijnvisie en intensieve begeleiding en monitoring zijn daarom erg belangrijk.
Met strokenteelt krijgen plagen minder kans. Bestrijdingsmiddelen zijn niet meer nodig. Natuurlijke plaagbestrijding is beter voor de insecten en het bodemleven.

Krimpmaatregelen voor overheden

Krimp van het aantal dieren samen met minder consumptie van dierlijke eiwitten zet de meeste zoden aan de dijk. Hier is zowel op landelijk, provinciaal én gemeentelijk niveau al veel te doen.

Landelijke overheden

Landelijk ligt er het recente plan voor ‘Samenwerken aan regie op ruimte’ dat een goede start is. Specifiek voor de krimp van de overheid vragen wij met spoed:

  • Begrens alle veehouderijsectoren die nog niet zijn begrensd door een fosfaat- of dierrechtenstelsel. De geiten-, schapen- en kalverensectoren groeien momenteel.
Groei import nuchtere kalveren en groei dieraantallen in kalver-, schapen- en geitensectoren.
Bron: RVO en CBS
  • Beperk de import van kalfjes: de afgelopen jaren is de import van kalveren toegenomen tot ruim 800.000 per jaar. Lange veetransporten uit Ierland en Letland zijn behalve dieronvriendelijk ook slecht voor het klimaat. Ook drukt de import op Nederlandse veehouders. Na de slacht wordt vrijwel alle kalfsvlees geëxporteerd, veelal naar Zuid-Europa: nóg een vervoersbeweging die zorgt voor onnodige uitstoot.
  • Zet dierenwelzijn centraal. Het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming biedt geweldige kansen. 80% van de Nederlandse varkensvleesconsumptie loopt bijvoorbeeld via de supermarkt en dat vlees draagt allemaal 1 ster van het Beter Leven-keurmerk. Als de supermarktbranche afspreekt om elk varken slechts 20 cm2 extra ruimte te geven, leidt dat tot 20% minder varkens per stal. Overgebleven dierrechten dienen vergoed en vernietigd te worden. Stel een maximum aan sterftepercentages, groeisnelheid, productie per dier en bepaal een einddatum voor pijnlijke (sommige reeds verboden maar gedoogde) ingrepen. Er is nog geen wettelijke minimum leefruimte voor geiten, voer die in en leg de lat hoog.
  • Ontmoedig bedrijfsovernames die leiden tot schaalvergroting, bijvoorbeeld door afroming van dier- of fosfaatrechten.

Provincies en lokale overheden

Voor gemeenten en provincies is er het 10-puntenplan dat de Utrechtse Natuur en Milieufederatie ontwikkelde samen met de Caring Farmers om kringlooplandbouw te stimuleren.

  • Praat mét boeren, niet over boeren! De helft – van veehouderij t/m fruittelers – heeft geen opvolger. Hoe los je dat samen op? Biedt het kansen voor jonge innovatieve boeren of concepten zoals Herenboeren? Welke boeren willen bewegen met wat hulp, en hoe kun je helpen? Kleinschalige duurzame boeren lopen vaak tegen kromme regelgeving op die samen simpel opgelost kan worden op basis van wederzijds vertrouwen.
  • Toon ambitie in gemeentelijke/provinciale omgevingsvisies, omgevingsplannen en omgevingsverordening en houd die ambitie constant in het achterhoofd bij het vergeven van vergunningen. Hanteer hier het principe ‘beter voorkomen dan genezen’ met het oog op natuur, dierenwelzijn, milieu, overlast en volksgezondheid.
  • Breng reststromen in kaart. In de toekomst hebben dieren een andere rol: ze sluiten kringlopen doordat ze restvoer wegwerken, en grazen op marginale graslanden waar geen ander voedsel op verbouwd kan worden. Een inventarisatie van geschikte voerreststromen in de regio is een eerste stap. Daarnaast kan er beter worden samengewerkt: welke boeren zetten groene reststromen van gemeente of provincie graag om in plantaardige bemesting?

We kunnen budgetneutraal en ruimhartig boeren zonder opvolger uitkopen en veel van die landbouwgrond omzetten naar natuur.

  • Hanteer een duurzaam pachtbeleid voor eigen gronden.
  • Stimuleer horeca en andere afzetkanalen in de regio om meer plantaardig aan te bieden en daarnaast om het héle dier en álle dieren te gebruiken: haantjes, bokjes, legkippen en orgaanvlees zijn eetbaar en waardevol. Geef met de eigen inkoop het goede voorbeeld.
  • Intensiveer voorlichting over gezond,onbespoten en plantaardig eten.
  • Zet subsidies in om melkveehouders te helpen omschakelen naar een grasgevoerde (biologische) bedrijfsvoering op kruidenrijke graslanden.
  • Voer ‘staldering’ in, bijvoorbeeld: voor iedere 10 m2 nieuwbouwstal moet 12 m2 worden gesloopt óf 20 m2 van functie veranderen. Het eerste stuurt op een geborgde krimp van de veestapel. Met het tweede wordt voorkomen dat boeren allemaal kiezen voor statische opslag in plaats van sloop.
  • Handhaaf extra op dierenwelzijn, milieu,middelengebruik en mestwetgeving.
  • Sta extra ruimte voor activiteiten bij particulieren toe, bijvoorbeeld een groter huis of een grotere schuur, mits daar stallen voor gesloopt worden. Vooral gemeenten moeten dit regelen.
Met gesloten portemonnee van landbouwgrond naar natuur
Een recent voorstel van een duo economen laat zien hoe we budgetneutraal en heel ruimhartig agrariërs zonder opvolger kunnen uitkopen en een groot deel van de landbouwgrond kunnen omzetten naar natuur. Dit plan van Natuurrijk Nederland maakt gebruik van de grote verschillen in prijs voor natuurgrond, landbouwgrond en bouwgrond. Door een miniem deel van de agrarische grond te verkopen voor bebouwing, kan een ruimhartige en vrijwillige compensatie van de agrarische sector worden bekostigd en een groot deel van het land worden ‘afgewaardeerd’ tot natuurgrond. Met dit plan kan het areaal natuur stijgen van 15% naar 50%, met gesloten portemonnee. Centrale regie is wel een vereiste.