Het hele energiesysteem gaat zo min mogelijk draaien op aardolie, steenkool en aardgas, maar wordt voor een groot deel geëlektrificeerd.

Daarbij kun je denken aan:

  • We gaan elektrisch rijden. Dat geldt voor personenwagens en bestelbussen en ook voor vrachtwagens.
  • In de industrie gaan we steeds meer industriële warmtepompen gebruiken om water met een lage temperatuur weer naar een hogere temperatuur te brengen.
  • We gaan waterstof maken met behulp van elektrolyse en dat vraagt veel extra duurzame elektriciteit.
  • Ook de gebouwde omgeving wordt steeds meer geëlektrificeerd.

We hebben dus steeds meer elektriciteit nodig. Het hele netwerk verbeteren en soms verzwaren zal sowieso moeten.

Salderen, opslag en back-up en smart grid

Zelf opgewekte stroom die je niet meteen gebruikt, kun je aan het elektriciteitsnet leveren. Die energie mag je dan op een later tijdstip weer van het net afhalen. Je eigen opgewekte energie wordt op jaarbasis weggestreept tegen de energie die je gebruikt. Dit heet salderen. Zolang de salderingsregeling bestaat, hebben huizen met 20 tot 24 zonnepanelen op het dak bij een gemiddeld energieverbruik geen energierekening. Het salderen wordt vanaf 2023 langzaam afgebouwd tot 2031. Tegen 2030 verwacht men dat er betaalbare opslagmethoden zijn voor huizen of wijken. Denk aan (buurt)­batterijen waarmee zonne-energie wordt opgeslagen die overdag is opgewekt, terwijl mensen vooral ’s avonds elektriciteit verbruiken. Ook een weekend kun je zo nog wel overbruggen. Natuurlijk niet een hele winter, maar dat hoeft ook niet, want de huizen blijven aangesloten op het net en daar betalen de bewoners ook netwerkkosten voor.

Van de netwerkkosten van gas ben je af. Het is niet onredelijk dat de netwerkkosten van elektriciteit in de toekomst stijgen. Het net krijgt in de winter relatief veel stroom uit windenergie, veelal van zee. En voor het geval die stilvalt, moet er naast de opgewekte zonne-energie en aardwarmte ook energie opgeslagen zijn, bijvoorbeeld in de vorm van waterstof of ammoniak. Voor het zeer zeldzame geval dat de temperatuur wekenlang onder de min 10 graden blijft en er geen wind of zon is, is het zelfs denkbaar om een gas- of resthoutcentrale (afvalhout) stand-by te houden om elektriciteit te maken. Dat is natuurlijk niet rendabel te maken, dus die kosten worden dan ‘gesocialiseerd’, oftewel op het totale systeem afgewenteld. Naar verwachting is dat slechts sporadisch en steeds minder vaak nodig.

We gaan steeds meer elektrificeren. Foto: Branko de Lang

a. Netwerken verzwaren plus werk maken van 'smart grids'

Het aardgasnetwerk kan er op veel plaatsen uit en het elektriciteitsnetwerk heeft op veel plekken verbetering nodig. Daar moeten we op anticiperen en het liefst willen we dit proces versnellen. We hoeven dan één netwerk minder te onderhouden, en het overblijvende netwerk kan dan daar waar nodig verzwaard worden.

Er hoeft minder verzwaard te worden als we slimmer omgaan met elektriciteit. Daar hoort bij:

  • In de toekomst kunnen de prijzen van elektriciteit variëren, ook voor particulieren. Dan is er een prikkel om niet alles tegelijk te doen. Je zet dan de wasmachine en de vaatwasser pas later op de avond of midden op de dag aan. Je auto laad je op als het goedkoper is (’s nachts). Mensen die niet per se tussen 17:00 en 19:00 uur hoeven te koken op hun inductiefornuis, doen dat op een ander moment. Dat haalt op het net al een deel van de pieken in de ochtend en avond weg.
  • Er komen de komende 10 jaar steeds meer betaalbare (buurt)batterijen. Daarin wordt een deel van de zonne-energie op zonnige dagen opgeslagen, zodat het net niet overbelast wordt.
  • Dat geldt ook voor elektrische auto’s: die gaan we vooral overdag opladen als ze stilstaan en als de zon schijnt. Diezelfde auto’s kunnen in de avond een deel van hun elektriciteit in de batterij afstaan aan huizen. Daarvoor zou het goed zijn als de overheid de aankoop stimuleert van laadpalen en auto’s die dat kunnen (vehicle to grid oplossingen).

b. Netwerkbedrijven meer juridische ruimte en meer werknemers geven

Netwerkbedrijven zoals Alliander, Enexis en Stedin zijn publieke bedrijven die door de wet sterk beperkt worden in wat ze mogen doen. Het zou goed zijn als de wetgever hun mogelijkheden verruimt, zodat ze de energietransitie beter kunnen dienen.

Samen bepalen wat wanneer gedaan moet worden,
op basis van wat maatschappelijk nodig is.

  • Nu is het zo dat de netwerkbedrijven jaarplannen maken, die worden beoordeeld door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De ACM stuurt op de laagste kosten. Het zou beter zijn als onafhankelijke deskundige partijen (al dan niet met de ACM) bekijken wat het meest nodig is, ook bijvoorbeeld vanuit de RES’en en het Klimaat- en Energieakkoord, en dan strategisch bepalen waar geld voor uitgetrokken wordt. Dat is niet altijd de goedkoopste weg. Er is veel meer een programmatische aanpak nodig, gebaseerd op de benodigde transitie. Als de netwerkbedrijven niet voldoende geld en mensen hebben, dan zou het een gezamenlijke opgave met het rijk moeten zijn om daarvoor te zorgen. Dit zijn geen gewone tijden meer, er is een enorme versnelling nodig en die zal meer vragen dan ‘gewoon’ is. De rol van netwerkbedrijven is cruciaal.
  • Op dit moment is toegang tot het net een recht. Iedereen met een project – ook al is dat een zonneveld ‘in the middle of nowhere’ – moet aangesloten worden. Er is ook een verplichting voor netwerkbedrijven om de partij die zich het eerst meldt het eerst te behandelen. Ze mogen dus geen strategische afwegingen maken. Ze mogen dus niet eerst een woonwijk verzwaren of een nieuwe wijk aansluiten als dat te prefereren is boven zo’n zonneveld in een afgelegen weiland. Vanuit de energietransitie gedacht is het veel verstandiger als ze daar wel logische keuzes in mogen maken. Eigenlijk zouden we dat de publieke netwerkbedrijven ook gewoon moeten toevertrouwen. Maar als het beeld is dat zij die afwegingen niet goed kunnen maken, zet er maar een onafhankelijk adviesorgaan bij in dat mee helpt bepalen wat vanuit de energietransitie-doelen de beste keuzes zijn. Maak strategische keuzes wettelijk mogelijk, laat netwerkbedrijven bepalen wat de handigste volgorde van aansluiten of versterken is, en stap af van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Er moet ook gezegd kunnen worden dat projecten op sommige plekken gewoon niet mogelijk zijn omdat het te duur is om daar voor één project zware infrastructuur aan te leggen.
  • De energietransitie vraagt om elektrificering. Daarvoor zijn meer transformatorhuisjes en onderstations nodig die soms zo groot zijn als voetbalvelden. Het is dus ook een vraagstuk van ruimtelijke inpassing. Dat vraagt meer aandacht, ook nationaal, opdat niet elke gemeente individueel die hete aardappel doorschuift en juist dit soort aspecten de transitie niet te veel vertragen. De netwerkbedrijven hebben meer steun nodig om dit goed te agenderen.
  • Netwerkbedrijven hebben meer juridische ruimte nodig om mee te denken en te doen op het gebied van opslag en slimme flexibele netten. Dat element is cruciaal om de transitie behapbaar te maken. Het zou niet exclusief aan de markt overgelaten moeten worden. Juist om het systeem goed te laten werken, zou deze taak ook bij netwerkbedrijven moeten liggen. Wie uiteindelijk de investeringen doet, is weer een ander verhaal, maar de keuzes rond slimmere systeemoplossingen zouden ook bij de netwerkbedrijven moeten mogen liggen.

c. Slim opschalen: juist niet hele straten en wijken tegelijk

Het lijkt logisch om wijk voor wijk, met grote stappen, de gebouwde omgeving te verduurzamen. Huis voor huis klinkt ook niet heel daadkrachtig. In de nieuwbouw kan het ook en gaat het wijk voor wijk. Maar in de bestaande bouw is het gezien vanuit het netwerk en vanuit de roep om draagvlak misschien wel slimmer om te beginnen met de mensen die willen in een wijk, en om niet meteen een hele straat tegelijk te doen.

Als je begint met de mensen die willen en daar een bord in de tuin zet met ‘Wéér een huis zonder energierekening!’ en de buurt uitnodigt, kun je huis voor huis een wijk of gebied langzaam inkleuren met zo veel mogelijk energie- of klimaatneutrale huizen. Dat geeft het netwerkbedrijf de tijd om zich daarop aan te passen en zo nodig het netwerk te versterken. Je hoeft in dat gebied niet te wachten totdat dat gedaan is, want als je hier en daar een huis aanpakt en die huizen staan juist niet pal naast elkaar, dan kan het netwerk dat beter accommoderen. Wel moet het netwerkbedrijf vanaf het begin weten dat er wel opgeschaald gaat worden, maar op een iets behapbaardere manier. Je hoeft dan ook niemand te dwingen. Hoe meer mensen een huis zonder of met een hele lage energierekening hebben, hoe meer anderen met een hoge rekening in de verleiding zullen komen om ook stappen te zetten. Maar ieder op zijn of haar tijd. Dat roept minder weerstand op dan iedereen te dwingen mee te doen.

En zolang de netten niet voldoende zijn verzwaard, zullen we moeten accepteren dat op de zonnigste momenten soms de zonne-energiesystemen even afgeschakeld worden om overbelasting van het net te voorkomen. Dat kan ook gefaciliteerd worden met een flexibele tariefstructuur. Hiervoor dient wetgeving aangepast te worden.