Als slot van ‘overige niet-fossiele energie’ het meest heikele onderwerp: biomassa. Nu is biomassa een zeer breed begrip en de meeste discussie gaat over houtachtige biomassa op basis van (reststromen van) bomen. Daar besteden we dus iets meer aandacht aan.

Van alle hernieuwbare energie die we in Nederland opwekken, is het percentage op basis van biomassa met bijna 60% ruimschoots het grootste (zie grafiek). Op ruime afstand volgt windenergie en weer ruim daaronder zonne-energie en aardwarmte en bodemenergie.

Bron: Martien Visser, lector Energietransitie Hanzehogeschool/Entrance

Met biomassa verbranden vergroten we de kans
dat we onomkeerbare
processen in gang zetten.

Wat is biomassa?
Biomassa in brede zin is plantaardig en dierlijk materiaal van organische oorsprong. In planten wordt zonne-energie via fotosynthese opgeslagen, waarbij CO2 uit de atmosfeer wordt gehaald. Dieren zetten plantaardig materiaal om in dierlijke biomassa zoals mest en beendermeel. Als het over klimaat en energie gaat, wordt biomassa vaak puur benaderd vanuit de potentie voor de energievoorziening. In dat geval zou je deze soorten kunnen onderscheiden:
  1. Residuen uit landbouw, bosbouw en veeteelt;
  2. Residuen uit het productieproces (o.a. agro-industrie en houtverwerkende industrie);
  3. Teelt van biomassa:
    1. Lignocellulose biomassa: gras en houtachtige gewassen;
    2. Landbouwgewassen: onder meer suikerriet, suikerbiet, tarwe, maïs, gewassen met oliehoudende zaden. Deze teelt valt uiteen in multi- functionele en niet-multifunctionele teelt;
  4. Organisch afval van consumenten zoals GFT;
  5. Aquatische biomassa, onder andere algen en wieren.

We gebruiken veel houtige biomassa voor het maken van elektriciteit in kolencentrales, en tegenwoordig ook steeds meer voor warmtenetten om woningen te verwarmen. Vanuit de energiewereld is de redenering vaak: “Als biomassa gebruikt wordt voor de energievoorziening (bijvoorbeeld door verbranding van hout), komt er weer CO2 vrij, maar nooit méér dan er in de plant of boom eerst is opgeslagen. Dus er komt netto geen CO2 extra in de atmosfeer.” Los van het feit dat in de hele keten wel degelijk netto CO2 vrijkomt,9 miskent deze redenering ook drie belangrijke zaken.

Vanuit een ketenbenadering betekent het doorgaans dat bij de productie van biomassa wel energie wordt gebruikt voor kappen, transport en verwerking van de biomassa. Vooral als biomassa uit Canada of de VS komt, wordt deze vervoerd met schepen die voorlopig nog op vervuilende stookolie varen. Ook worden voor sommige typen biomassa meststoffen en bestrijdingsmiddelen gebruikt. Voor grassen en bomen wordt in de hele keten voor de productie van energie uit biomassa 5 tot 10% van de energetische waarde van de biomassa-output gebruikt. Voor landbouwgewassen ligt dat percentage hoger. Soms wordt er zelfs evenveel energie gebruikt als er uiteindelijk wordt geproduceerd.

A. De komende 10 jaar zijn cruciaal: elke extra uitstoot zo veel mogelijk vermijden!

De situatie waarin we nu inmiddels zijn beland op het gebied van klimaatverandering, is nijpend. We zouden binnen 10 jaar de uitstoot naar nul moeten brengen om zonder enorme hoeveelheden ‘negatieve emissies’ onder de 1,5 graad opwarming te blijven. Alles wat we méér uitstoten, zullen we weer meer uit de lucht moeten halen, vooral door heel veel bomen te planten. Dan is het heel irrationeel om juist nu (delen van) bomen te kappen en te verbranden. Daarnaast zijn er ‘tipping points’ in het systeem, cruciale drempels waar je niet overheen wilt gaan, omdat er dan onomkeerbare processen in werking treden die we koste wat kost moeten voorkomen. Een voorbeeld is het smelten van permafrost waar weer heel veel extra broeigassen bij vrijkomen. Juist als we de komende 10 jaar nog extra uitstoten door het verbranden van houtige biomassa, vergroten we de kans op het overschrijden van tipping points. Het herplanten van bomen is geen oplossing op de korte termijn, omdat het gemiddeld 30 tot 40 jaar kost voordat de CO2 weer uit de lucht gehaald is. Die tijd hebben we niet meer. We hebben te veel tijd verknoeid.

De redenering zou niet moeten zijn: “De CO2 is al opgenomen door bomen, dus dan mogen we die nu weer uitstoten”, maar: “Als er andere manieren zijn om elektriciteit en warmte te maken zonder uitstoot of met veel minder uitstoot, dan moeten we dat nu doen, want elke CO2-molecuul erbij in de lucht is er één te veel.”

Als er vormen van biomassa zijn die je nu verbrandt en meteen weer herplant, en die dan binnen één of een paar jaar de CO2 weer uit de lucht halen – zoals eenjarige akkerbouwgewassen of korte omloopbossen van wilg of populier – dan zou dat in deze context van CO2 nog verdedigbaar zijn, al kun je die gewassen beter voor voedsel en materiaal gebruiken en zijn het geen goede energiegewassen! Maar we gebruiken op dit moment vooral veel houtachtige gewassen zoals pellets gemaakt van resthout van bomen en struiken, waarbij het veel langer dan 10 jaar duurt voordat die na herplanten weer de CO2 uit de lucht hebben kunnen halen.

De grote energiebedrijven willen houtpellets steeds meer gaan gebruiken om ‘bij te stoken’ in kolencentrales. Omdat die kolencentrales vanwege het Urgenda-vonnis nog maar zo’n 35% van hun capaciteit mogen gebruiken voor het stoken van kolen, is het geen ‘bijstoken’ meer, maar worden het eerder biomassacentrales. En die stoten per kWh met biomassa meer CO2 uit dan met kolen als brandstof, en ook meer fijnstof en stikstof. Juist in deze cruciale 10 jaar is dat zeer onverstandig. Gas veroorzaakt de helft van de uitstoot per kWh. Als je gas gebruikt en daarnaast bomen bijplant, dan doe je meer voor het klimaat dan als je bomen verbrandt en weer bijplant. Dat lijkt voor sommigen wat contra-intuïtief, maar als elke molecuul uitstoot telt, is dit de komende 10 jaar misschien niet zo gek.

Daarnaast moeten we natuurlijk zo snel mogelijk zon en wind opschalen als bronnen van duurzame elektriciteit en energie besparen. We kunnen echt veel sneller opschalen als we het voorkomen van klimaatontwrichting zouden behandelen met een crisisaanpak in plaats van als een gewoon project.

Zonder subsidies is het niet rendabel om hout te verstoken voor energie. Helaas geeft onze overheid nog tot 2028 SDE subsidies (subsidie duurzame energie) op deze vorm van biomassagebruik, waardoor de verbranding wordt opgeschaald. De pellets die nodig zijn voor de elektriciteitscentrales zijn bijna niet meer aanwezig in Nederland: al onze reststromen zitten al in de huidige biomassacentrales voor warmtenetten. Die pellets worden dus vooral geïmporteerd. Voor verwerking en vervoer is nog eens 5 tot 10% energie nodig (zie voetnoot 33), dus neutraal is het sowieso niet.

Bij reststromen of bepaalde stromen kreupel-hout uit Nederlandse bossen kun je nog redeneren dat een tak snel aangroeit en dan binnen een paar jaar weer CO2 opneemt. Maar bij grotere delen van bomen geldt dat niet. Nu worden bomen doorgaans niet in hun geheel verbrand. De rechte stammen worden meestal gebruikt voor de bouw of voor meubels, omdat dat meer opbrengt. Dan leg je hout langjarig vast en dat kun je ook zien als een vorm van negatieve emissies. Maar de kromme stammen, de kleine takjes, de toppen, kunnen we daar ook niet beter allerlei materialen zoals papier en spaanplaat van maken dan verbranden? Voordat een boom weer zo groot gegroeid is als hij was, zijn we 20 tot 100 jaar verder, en we hebben al een hogere concentratie broeikasgassen dan we willen. Verbranden is in dit tijdsgewricht echt geen goed idee. We hebben de afgelopen 30 jaar al te weinig gedaan om ons dat nog te kunnen veroorloven.

Bomen herplanten is geen oplossing op de korte termijn. Het kost 30 tot 40 jaar voordat de CO2 weer uit de lucht gehaald is, en die tijd hebben we niet meer.

Er zijn meer dan 100 aanvragen voor subsidie (SDE) op biomassa, vooral voor biomassacentrales voor warmtenetten. Voor deze extra warmtecentrales op biomassa zijn de reststromen in Nederland op. Als we de biomassa daarvoor uit het buitenland halen, halen we daar grondstoffen weg om hier te verbranden, terwijl we andere mogelijkheden genoeg hebben om onze huizen te verwarmen zonder biomassa en ook zonder gas. Bovendien leidt de relatief inefficiënte verbranding van houtachtige biomassa tot meer uitstoot van schadelijke stoffen, niet alleen broeikasgassen, maar ook fijnstof en stikstofverbindingen. Behalve een hogere milieubelasting – zelfs hoger dan met fossiele energiebronnen – betekent dit ook dat omwonenden van centrales met een slechtere luchtkwaliteit te maken kunnen krijgen. Het inademen van extra fijnstof die vrijkomt bij de verbranding is slecht voor de longen.

B. Ecologische argumenten

Klimaatverandering en de noodzakelijke energietransitie zijn heel lang het domein geweest van vooral veel mensen met verstand van energie. Met als gevolg dat er vaak onvoldoende rekening gehouden wordt met de ecologische kanten van het gebruik van biomassa.

Energie-experts zeggen al snel dat resthout in bossen ook alleen maar rot en daardoor ook uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt. Dat is ook zo, maar dat is een heel traag proces. Boomsoorten die langzaam verteren, soms in meer dan 100 jaar, zijn bijvoorbeeld eik en linde. ‘Snel’ verterende soorten zijn beuk en wilg, die hebben tussen de 25 en 50 jaar nodig.

Daarnaast hebben die processen en het rottende hout veel meer functies dan alleen ‘energie en uitstoot’. Het dode hout is een plek voor insecten, zwammen, schimmels, vogels en andere organismen om in te wonen, van te eten, eitjes in te leggen en in te broeden.

Het IVN stelt: “Dood hout is noodzakelijk voor een gezond en soortenrijk bos. Voor vele bosorganismen is dood hout van levensbelang, ze zijn er voor hun voortbestaan afhankelijk van. Duits onderzoek heeft uitgewezen dat in een gezond loofbos 5.000 tot 7.000 soorten dieren en planten voorkomen. Daarvan is een derde afhankelijk van dood hout, als voedingsbron of als nest- of schuilplaats. Denk hierbij aan de specht, het vliegend hert, vleermuizen, maar ook ontelbare insecten- en paddenstoelensoorten. Afgebroken dood hout brengt bovendien heel wat voedingsstoffen in het bos voor de levende bomen en planten.” Ook hier geldt: hout is meer dan koolstof.

Hout kun je beter benutten voor producten die lang meegaan en zo CO2 opgeslagen houden.

Je kunt natuurlijk zeggen dat productiebossen in Amerika gewoon productiebossen zijn, zonder grote ecologische waarde, en dat je ze ook niet moet beoordelen op hun ecologische waarde. Als er voldoende ruimte is, dan is (extra) productiebos misschien wel beter dan gedegradeerde grond of landbouwgrond waarop veel gif wordt gespoten. Daar zou zeker iets voor te zeggen zijn als het creëren van een markt voor hout voor energie niet grote consequenties zou hebben voor andere bossen (zie de volgende paragraaf). En het hout en de reststromen in productiebossen wil je bovenal benutten voor producten die zo lang mogelijk meegaan en zo dus negatieve emissies vormen.

C. Theorie versus praktijk – ook illegale kap en slecht gereguleerde kap

Stel dat je de 5 tot 10% extra uitstoot door vervoer en bewerking van biomassa houtpellets voor lief neemt en toch houtachtige biomassa wilt gebruiken uit productiebossen, waarvan je accepteert dat die geen ecologische waarde hoeven te hebben. Is biomassa dan toch een goed idee? Sommigen proberen biomassa op die manier als ‘transitiebrandstof’ te verkopen, totdat er genoeg zon en windenergie is. Maar ook dat is een slecht idee.

Ten eerst hebben we helaas geen ‘transitietijd’ tijd meer, en voorzieningen voor warmtenetten of kolencentrales om biomassa te verstoken zijn doorgaans niet binnen 10 jaar afgeschreven, dus die zullen langer dan 10 jaar benut worden als het aan de industrie ligt.

Ten tweede levert houtachtige biomassa meer uitstoot op per eenheid energie dan aardgas en zelfs dan steenkool. Dan kun je misschien maar beter gas als ‘transitiebrandstof’ kiezen – met de helft van de uitstoot van houtige biomassa – en in de tussentijd zon en wind zo snel mogelijk opschalen en zo veel mogelijk bomen bij- planten in plaats van te verbranden.

Maar ook als we die twee argumenten even laten rusten, kunnen we niet negeren dat de praktijk helaas niet zo mooi is als de theorie over de herkomst van biomassa.

In heel Europa en in vele andere landen van de wereld vraagt men nu naar biomassa voor energie. Vaak met de beste bedoelingen, bijvoorbeeld om aan de afspraken van Parijs te voldoen.

Niet alle landen zijn even streng in het zoeken naar gecertificeerde biomassa, dus biomassa die uit goed beheerde bossen komt waar bomen terug worden geplant en waar men rekening houdt met bodem en biodiversiteit. De vraag is zo groot en groeiend vanwege de vele subsidies, dat het voor steeds meer bedrijven – ook in Nederland – loont om zich op deze markt te begeven.

In de praktijk blijkt dat er dan bomen gekapt worden uit bossen waar je dat niet zou willen. Er ontstaan maffioze praktijken en regelmatig moeten mensen die de illegale kap proberen te voorkomen, dit met hun leven bekopen. Dat gebeurt niet alleen in Brazilië, waar vaak gekapt wordt om sojaplantages te starten, maar ook dichterbij zoals in Roemenië, en op vele andere plekken. Misschien krijgen wij in Nederland wel niet de onduurzaamste houtpellets, maar we zijn onderdeel van een markt die vele uitwassen kent en die we samen met alle vragende landen in stand houden.

Als we zouden stoppen met het subsidiëren van biomassa voor kolencentrales en warmtenetten, en als andere landen dat ook doen, dan zou dat de illegale kap laten afnemen. We moeten het niet interessant maken om bossen te kappen om snel geld te verdienen. Onderzoeker Tim Searchinger schreef recent naar aanleiding van een artikel van hem met anderen in Nature: “To replace just 2% of the world’s fossil fuels with more wood would require doubling the commercial harvest of trees.”

Oftewel: zelfs als we de commerciële houtoogst verdubbelen, kunnen we slechts 2% van de fossiele brandstoffen in de wereld vervangen. Dat laat zien dat we andere oplossingen moeten zoeken dan fossiele brandstoffen vervangen door houtige biomassa.

Zelfs als we de commerciële houtoogst verdubbelen, kunnen we slechts 2% van de fossiele brandstoffen in de wereld vervangen.

Conclusies: Wat kunnen we in Nederland met houtachtige biomassa?
  1. Om ontwrichtende klimaatverandering te voorkomen, moeten er juist meer bomen en struiken komen. Elke boom telt, dus alles wat de totale hoeveelheid bomen struiken doet verminderen, is geen goed idee. Extra bomen planten is een goed idee, en het is geen excuus om ze later alsnog te verbranden.
  2. Bomen planten en kappen om producten van te maken (hout voor huizen of meubels) op een duurzame manier (natuurvolgend bosbeheer zonder vlaktekap) is wel een goed idee. Hierdoor blijven de koolstofatomen in het hout langjarig vastgelegd.
  3. Reststromen uit zagerijen eerst benutten om ook weer producten van te maken. Pas in laatste instantie – wellicht na enkele tussenstappen – voor kleinschalige energieopwekking als er niets beters meer van te maken is.
  4. Kolencentrales niet op biomassa laten draaien. Zo snel mogelijk opschalen van zonne-energie en windenergie voor duurzame elektriciteit. Als we willen, kan de elektriciteit in 2030 voor 100% uit echt duurzame bronnen geproduceerd worden, zonder biomassa. Tot die tijd liever aardgas dan biomassa. Het gebruik van aardgas compenseren door extra bomen te planten, is een heel goed idee.
  5. Warmtenetten niet op biomassa, maar op geothermie of restwarmte van industrieën. En anders huizen verwarmen met allerlei soorten warmtepompen en infraroodpanelen (elektrisch dus).

Andere vormen van biomassa

Biomassa in al zijn gedaanten wil je allereerst gebruiken als voedsel voor mens en dier en daarna om materialen mee te maken. Biomassa als grondstof in de industrie kan een andere hoogwaardige toepassing zijn. Biomassa is niet noodzakelijk als brandstof in de energievoorziening. We kunnen het zonder stellen. Dat gaan we zien in de volgende hoofdstukken.

Huizen kunnen we voorzien van duurzame elektriciteit uit zon en wind, en verwarming kan veelal ook met een warmtepomp of infraroodpaneel op duurzame elektriciteit. Waar (ultradiepe) geothermie gebruikt wordt voor warmte in kassen en industrie, kan soms ook een wijk mee verwarmd worden. We kunnen elektrisch rijden, vaak op een batterij, heel soms op waterstof, beide gevoed door of gemaakt met behulp van duurzame elektriciteit. Kassen en industrie kunnen gebruik maken van aardwarmte en restwarmte, plus industriële warmtepompen.

Dat maakt biomassa niet per se noodzakelijk. Maar soms zijn er reststromen die niet meer benut kunnen worden voor iets hoogwaardigers en dan kan biomassa een kleine bijdrage leveren aan de energievoorziening. Dat is dan regionaal of lokaal, en kleinschalig. Zo haalt bijvoorbeeld afvalverwerker Omrin in Friesland uit de grijze huisvuilzakken nog flink wat groenafval. Dat is vaak van alles en nog wat en het is niet bepaald een monostroom die je makkelijk voor iets anders kunt inzetten. Als daar groengas van gemaakt wordt, voor de eigen vuilniswagens of om lokaal op andere wijze te gebruiken, dan is daar niets op tegen.

Als de waterschappen uit het rioolslib de waardevolle stoffen hebben gehaald en de rest wordt benut om warmte of elektriciteit van te maken, dan kan dat een zinvolle toepassing van reststromen zijn. Ook daar zijn voorbeelden van het verwarmen van lokale panden met die stroom. Daar is natuurlijk niets mis mee.

Mest zou je eigenlijk liever meteen scheiden in een dikke en een dunne fractie (‘poep en pies’). De dikke fractie is te benutten als mest op het land, om het gebruik van kunstmest drastisch te verminderen en kringlopen te sluiten. Er is nu gek genoeg een tekort aan dit type mest. De trend is naar minder dieren (ook vanwege te veel stikstof in de natuur) en dus minder mest. De mest die er is, wil je het liefst benutten op het land en zo min mogelijk verbranden, want dan gaan er veel nuttige stoffen verloren.

Het recente SER-rapport Biomassa in balans geeft meer inspiratie voor het benutten van biomassa voor andere zaken dan energie.
Urgenda liet zelf een rapport maken over de vraag of biomassa noodzakelijk is voor de energievoorziening. Het antwoord was nee: er zijn voldoende andere duurzame energiebronnen. Die moeten dan ook snel opgeschaald worden.